top of page

23 oktober 2019

Vincent Nieuwland MSc, Rijksuniversiteit Groningen

Motieven van leveranciers om hub leveringen op te schalen

Een groeiend aantal leveranciers levert facilitaire goederen voor de gemeente Amsterdam en UvA-HvA via de goederenhub van SimplyMile. De leveranciers zijn door de inkopers van de gemeente en UvA-HvA aangemoedigd om te leveren via de hub, maar bevoorraden hun andere klanten vaak nog steeds zelf, al dan niet via een derde partij. Hierdoor wordt het bundelingspotentieel van de hub niet volledig benut. Ter afronding van de Master Supply Chain Management onderzocht Vincent Nieuwland de motieven van leveranciers om hub leveringen op te schalen.

 

Aanpak

Op basis van bestaande literatuur is een interview voorbereid en zijn 10 interviews gehouden met betrokkenen van de leveranciers, de gemeente Amsterdam, de UvA-HvA en SimplyMile. De resultaten van deze interviews zijn zowel met elkaar als met eerder onderzoek vergeleken.

 

Eerder onderzoek

Uit eerdere studies is gebleken dat er tot nu toe weinig aandacht is besteed aan de motieven van leveranciers om al dan niet te leveren via een hub. Dit kan worden gezien als een paradox omdat (1) diezelfde studies meermaals aangeven dat er onderzoek gedaan moet worden naar de motieven van leveranciers en (2) de leverancier een essentiële partij is, aangezien zij de levermethode bepaalt. De schaarse literatuur dat het leveranciersperspectief toch onderzocht heeft, benadrukt dat leveranciers de hub als extra stap zien in het distributieproces en zij het daardoor associëren met extra kosten. Daarnaast zijn een aantal economisch gerichte onderzoeken die de kosten voor en na gebruik van de hub voor de leverancier kwantificeren door middel van een generiek kostenmodel. Deze onderzoeken laten zien onder welke voorwaarden hub leveringen economisch voordelig zijn. Een recente studie laat zien dat het financiële voordeel van hub leveringen een relatie heeft met het aantal stops van een leverancier bij de conventionele levermethode. Deze studie concludeert bijvoorbeeld dat wanneer een leverancier voor één stop de stad in moet, er 20% kostenreductie kan ontstaan, terwijl deze reductie vermindert tot 11% en 3% bij respectievelijk vijf en zeven stops. Ondanks deze onderzoeken zijn leveranciers toch nog huiverig voor het gebruik maken van een hub.

Elk distributieproces is uniek
Door 10 interviews te houden met leveranciers, de gemeente Amsterdam en de UvA-HvA, zijn er inzichten gecreëerd betreffende het distributieproces van goederen per leverancier en is gevraagd naar de motieven om al dan niet gebruik te maken van hub leveringen. Hierbij is er een visualisatie gemaakt per leverancier met alle afleverstappen en goederenstromen. Deze visualisaties laten zien dat elke leverancier een uniek distributieproces heeft, waardoor de voor- en nadelen van de hub voor elke leverancier anders kunnen uitpakken. Het toevoegen van de hub aan het distributieproces van de leverancier kan een extra stap, hetzelfde aantal stappen of zelfs een stap minder betekenen. Zie Figuur 1.
 
Voordelen voor de leverancier

Eerder onderzoek benadrukt dat de hub-voordelen voor leveranciers voornamelijk voortkomen uit het bundelen van goederen. Uit dit onderzoek is gebleken dat een positieve business case voor de leverancier inderdaad voort kan komen uit bundeling, maar ook uit de extra services die de hub aanbiedt of een combinatie van deze voordelen. Een positieve business case is essentieel, omdat dit één van de belangrijkste motieven van leveranciers is om hub leveringen op te schalen. In figuur 1a is te zien dat in de hub een extra stap in het distributieproces is, terwijl het toevoegen van een hub bij de leverancier in figuur 1b een stap minder oplevert. In figuur 1c geeft de hub hetzelfde aantal stappen als in de conventionele levermethode. In alle gevallen is er toch een positieve business case ontstaan. De leverancier uit figuur 1a levert nog maar twee keer per week aan de hub in plaats van dagelijks bij de eindklant en de hub levert extra services zoals het afstapelen van dozen die op pallets staan. Hierdoor bespaart deze leverancier meer kosten dan het servicetarief van de hub. De leverancier uit figuur 1b kan in het geval van hub leveringen full truckloads vanaf het internationale distributiecentrum direct naar de hub leveren en daarnaast heeft de leverancier flexibele opslagcapaciteit bij de hub, wat tot kostenreductie leidt. Met deze kostenreductie kan het hub service tarief betaald worden. In figuur 1c heeft de leverancier twee goederenstromen, één waarbij volle kisten worden afgeleverd en lege weer opgehaald, en één normale goederenstroom waarbij er alleen geleverd wordt. Door alleen de laatstgenoemde goederenstroom via de hub te laten lopen, heeft deze leverancier een hogere laadfactor voor eigen voertuigen behaald met de eerstgenoemde goederenstroom. Hieruit blijkt de toevoeging, reductie, of hetzelfde aantal distributiestappen als gevolg van hub gebruik geen directe relatie heeft met hogere of lagere distributiekosten.  

Perceptie van de leverancier tegenover verschillende hub business modellen

Tijdens dit onderzoek zijn drie verschillende business modellen onderzocht:

  1. Een business model (van de UvA-HvA) waarin de leverancier betaalt voor de hub kosten en deze terugverdient via de gereduceerde kosten voor transport en/of services die de hub uitvoert.

  2. Een business model (van de gemeente Amsterdam) waarin de klant betaalt voor de hub kosten en waarin de klant deze terugverdient via lagere inkoopprijzen. Immers, de leverancier heeft nog steeds dezelfde kostenreductie als in business model 1.

  3. Een business model (van de Rijksuniversiteit Groningen) waarin de klant (met 30 interne afleverlocaties) zelf als hub fungeert en de interne distributie zelf uitvoert.

 

Doordat de leverancier in zowel business model 2 als 3 geen (direct) inzicht heeft in de hub kosten, heeft hij geen mogelijkheid om zijn business case te berekenen en is daardoor niet geneigd om opschaling van hub leveringen in overweging te nemen. In business model 1 is dit wel het geval, waardoor de leverancier hier de business case van potentiële andere klanten kan berekenen. Dit betekent dat leveranciers eerder overwegen om hub leveringen op te schalen wanneer het business model is ingericht op een manier dat de leverancier inzicht heeft in de hub kosten.

 

Samengevat

De perceptie van leveranciers dat de hub geassocieerd kan worden met een extra afleverstap, zoals genoemd in eerdere studies, is lang niet altijd juist. Leveranciers’ motieven om hub leveringen op te schalen zijn voornamelijk gebaseerd op een positieve business case. Zij kunnen winst halen uit consolidatievoordelen, de extra services die de hub aanbiedt (flexibele opslagplaatsen, minder leveringen per week, etc.), of een combinatie van deze twee aspecten. Doordat het afleverproces van elke leverancier uniek is, zijn de te behalen voordelen leveranciersafhankelijk. Hierdoor zal de beste constructie van hub leveringen voor elke leverancier apart moeten worden onderzocht. Leveranciers zijn meer geneigd tot het opschalen van hub leveringen indien ze inzicht hebben in de hub kosten. De resultaten uit dit onderzoek geven daarmee een belangrijk inzicht om opschaling van hub leveringen verder te bevorderen. Het uiteindelijke doel van hubs is namelijk duidelijk: waar het kan, zoveel mogelijk leveringen gebundeld de stad in met uitstootvrije voertuigen.  

Figuur 1. Afleverstappen en vervoersbewegingen van drie leveranciers

Figuur 1 Vincent.png
bottom of page